MUSEUM JOODSE SCHOOLTJE
JOODSE
SCHOOLTJE

Stolpersteine voor Joden in Leek, Nietap en Oostwold.

Stolpersteine zijn kleine herinneringssteentjes, die gelegd worden voor de huizen, waar in de Tweede Wereldoorlog Joodse medeburgers en verzetstrijders gewoond hebben, die door de Duitsers zijn vermoord. Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig uit Berlijn. Hij noemt ze Stolpersteine/Struikelstenen omdat je er over struikelt met je hoofd en je hart en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen. De stenen moeten de herinnering aan de betreffende personen levend houden. Een mens is pas vergeten wanneer zijn of haar naam is vergeten. Dat is het motto van Gunter Demnig, die de eerste steen in 1997 in Berlijn heeft gelegd.

Op de stenen (10x10 cm) zijn messing plaatjes aangebracht met daarin gestanst de naam, geboortedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden.

In Leek zijn door toedoen van de Gemeente Leek, Historische Kring Leek, de Oudheidkamer Fredewalda, 4 mei comité en de Samuel Levie Stichting, Stolpersteine gelegd.     De Werkgroep Stolpersteine Leek heeft er voor zorg gedragen dat de Stolpersteine in vier keer werden gelegd. Alle stenen werden gefinancierd door adoptanten.

PLAATSING STOLPERSTEINE

De eerste plaatsing vond plaats op dinsdag 3 november 2015 in Leek  (13 Stolpersteine ).

Deze waren voor de familie Denneboom aan 't Piepke 4 en 1 en Henri Polak, de familie Cohen Bosweg 16, en de familie van Dam Bosweg  4. Heel bijzonder was dat uit Israël de nabestaanden van de familie Denneboom en van de familie van Dam-Benima aanwezig waren bij de onthulling van de Stolpersteine van hun familieleden. Het was voor hen en de andere aanwezigen een zeer indrukwekkende plechtigheid. Rabbijn David Gaillard sprak het Kadiesj uit.

Na de plechtigheid werd een bezoek gebracht aan de tentoonstelling SHALOM & MOI. 

Interview met Selma en Hertha naar aanleiding van de plaatsing van Stolpersteine, artikel in het Reformatorisch Dagblad

     

„Na de oorlog werd het zeker: we zien hen niet weer”

door :  Rosanne de Boer

LEEK.„Het Groningse Leek was vroeger het Jodendorp, nu woont er nog maar één Jood”, vertelt de Joodse Selma Denneboom (89). Ze kwam samen met haar zus Hertha (84) vanuit Israël naar haar oude woonplaats voor de plaatsing van de Stolpersteine, vorige week dinsdag.

Met deze zogeheten struikelstenen worden mensen gewezen op slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

Selma: „Wij voelen ons nog steeds met Leek verbonden vanwege de Joodse school, die de herinnering aan de Joodse gemeenschap levend houdt en mede voor deze stenen zorgde.” „Ik weet nog hoe we op sabbat in het park bij Leek wandelden”, vertelt Hertha, die sinds 1947 in Israël woont. „Later mochten we als Joden niet meer het park in.”

Toen de Tweede Wereldoorlog in 1940 uitbrak, was ze 9 jaar en haar zus Selma 14. Het gezin probeerde dat jaar naar Engeland te vluchten, maar het was al te laat. Ze waren bij familie in Rotterdam, maakten het zware bombardement mee en konden de overtocht niet meer maken.

„Het leven veranderde al snel na het uitbreken van de oorlog”, aldus Hertha. De kleding- en manufacturenzaak Denneboom, een familiebedrijf onder leiding van hun vader Herman en oom Bram, werd in 1941 gesloten.

„Joden kregen geen winkelvergunning meer”, legt Selma uit. „Ik herinner me nog dat we op 5 oktober in de hoedenkamer van de zaak de verloving van onze oudere zus Duifje vierden. De winkel was toen al gesloten.”

Onderduiken „We moesten onze radio inleveren en werden verplicht om naar een speciale Joodse school in Groningen te gaan. Toen onze vader in 1942 werd opgeroepen, besloten we onder te duiken.”

Alle Joodse mannen tussen de 18 en de 55 jaar waren verplicht om zich te melden voor de werkkampen. Op 7 juli gingen vader Herman en oom Bram. Hertha herinnert zich dat haar vader op de dag dat hij de oproep kreeg zenuwachtig bij de haard zat. „Het is niet erg, we gaan naar een werkkamp”, zei hij met tranen in de ogen.

De 16-jarige Selma nam zich voor niet meer te lachen tot ze wist wat haar vader in dat kamp zou overkomen. „Wij doken onder. Hertha deed dat samen met onze moeder bij een familie in Zeist. Ik kwam terecht bij een ander gezin in die plaats.”

Hertha: „Ook al woonden we in dezelfde buurt, toch was het niet gemakkelijk om elkaar te zien.” Selma knikt: „Als we bijvoorbeeld allebei in de rij bij de bakker stonden, spraken we niet met elkaar. We mochten immers niet samen worden gezien.” Hertha: „We praatten met onze handen.”

Tot de Bevrijding kon Selma op hetzelfde adres blijven wonen. Hertha niet. „Ik herinner me nog dat ik bij een strenggereformeerde familie in huis kwam. Ze stonden bij de deur en zeiden: „Wij nemen jullie in naam van Jezus in huis.” Met hun kleindochter Ria Huijser-Verhoef heb ik nog steeds contact. Ze zocht me twee keer in Israël op.”

De zussen zaten 2,5 jaar ondergedoken. „Al die tijd wisten we niet hoe het met onze familieleden was. Ik besefte dat ik hen misschien nooit zou terugzien”, vertelt Hertha. „Na de oorlog hing het Rode Kruis op veel plaatsen namenlijsten van slachtoffers op. Toen wisten we het zeker: we zien hen niet weer.”

Kledinghanger Hun zus Duifje trouwde nog voor haar wegvoering in 1942. Op 22 maart 1945 is ze vermoord in Bergen-Belsen; slechts 22 jaar oud.

Opa Hartog Denneboom werd op 6 november 1942 op transport gesteld naar Auschwitz en is drie dagen later gestorven. Vader Denneboom werd in Auschwitz vermoord. Een vrouw die in de buurt van Auschwitz woont, zag kortgeleden een kledinghanger van de firma Denneboom in het herdenkingscentrum van dat voormalige concentratiekamp. Een familielid had deze meegenomen.

Selma: „De Duitsers vermoordden in totaal 33 familieleden. Wíj hadden elkaar en onze moeder nog. Veel andere Joden moesten zonder ouders verder.”

Na de Bevrijding gingen de zussen samen terug naar Leek. „We namen in Groningen de Drachtster tram naar Leek. De conducteur herkende ons: „De meisjes Denneboom zijn terug.” Hij was blij dat hij Joodse Leeksters zag die de oorlog hadden overleefd.”

Ze mochten weer in hun ouderlijk huis wonen, hun zieke moeder kwam pas later. Hertha: „De gemeente gaf hulp. Het huis werd schoongemaakt. We kregen in beslag genomen meubels van NSB’ers. Anderen zochten meubels voor ons uit zoals de bezetter vroeger alle Joodse huizen leeghaalde en onze meubels uitzocht. Moeder heeft de modezaak voortgezet. Selma hielp haar daarbij.”

Joodse staat Hertha kon met een jeugdgroep in 1947 naar Palestina. „Wij komen uit een zionistische familie”, vertelt Hertha. Veel zionisten probeerden al voor de oorlog naar Palestina te emigreren om daar hun droom te verwezenlijken: het oprichten van de Joodse staat.

De ”hachsjara”-beweging, waarbij Duifje zich al had aangesloten, zag het oprichten van een Joodse staat als enige antwoord op het groeiende antisemitisme in Europa. De zogeheten Palestinapioniers van de jongerenbeweging bereidden zich door het volgen van een landbouwopleiding voor op emigratie en het opbouwen van een nieuw bestaan. De opleiding was ook een vereiste om het Britse immigratievisum, het Palestina-certificaat, te krijgen.

Selma: „Ik kwam in 1948, vlak voor de oprichting van de Joodse staat, in het land aan. Moeder volgde een jaar later.” Beide zussen kwamen terecht in een kibboets in het zuiden. Hertha: „Ik bleef er vier jaar en ben er getrouwd. Selma woonde er zes jaar, trouwde daar en kreeg twee zonen.”

Selma: „Toen mijn jongste zoon tien maanden was, verhuisde ik naar Petach Tikva, ”poort van hoop”. Hertha woonde tegenover mij. We waren blij. Dit was de vervulling van onze droom. We waren bij elkaar tijdens alle oorlogen die we daarna in Israël meemaakten. Nog steeds wonen we dicht bij elkaar.”

„Met Leek voelen we ons nog steeds verbonden vanwege de Joodse school en het museum hier”, vertelt Hertha. Selma vult aan: „Het is onze geboortegrond. We komen regelmatig terug.”

Mijmerend: „Vandaag voelt als een begrafenis. De in de kampen vermoorde familieleden hebben nooit een graf gekregen. Nu zijn er stenen met hun namen op de plek waar ze woonden. Het is alsof we hen vandaag hebben begraven.”

 

 

De tweede plaatsing van Stolpersteine (10 stenen) was op vrijdag 6 mei 2016.

Deze waren voor Mozes Levie op De Dam, de familie Oudgenoeg wonende in de H.J.Smitstraat, de familie Levij aan de Midwolderweg en voor Hermann Stein die in Oostwold woonde. 

 

Bezoek aan Stolpersteine door nabestaanden.

In augustus 2016 hebben de nabestaanden van de familie van Caroline van Dam-Benima en Leo van Dam een bezoek gebracht aan Leek naar aanleiding van de Stolpersteine voor hun familie. Gilah en Nafty Vanderbroek en hun echtgenoten waren over uit Australië en bezochten ook het Joodse Schooltje en de familiegraven op de Joodse begraafplaats in Leek. 

 

 

Op 8 augustus 2017 plaatste Gunter Demnig 20 Stolpersteine in Leek. Deze derde groep werden op 7 september 2017 onthuld.

Het ging hier om 18 Joodse oorlogsslachtoffers uit Leek en 2 twee uit Nietap, gemeente Roden. Bij de onthulling op 7 september waren nabestaanden van de familie Oudgenoeg aanwezig, de familie Van Goederen uit Oostenrijk en Reina en Fred Mulder-Oudgenoeg.

 

Op vrijdag 12 oktober 2018 werden de laatste 17 Stolpersteine door Gunter Demnig gelegd en onthult .     

Na het leggen van deze laatste groep Stolpersteine werd als afsluiting van de plaatsing van alle Stolpersteine in de gemeente Leek en bijeenkomst gehouden in de Roomsterborgh in Leek.

In de Roomsterborgh werd de film over de Stolpersteine plaatsing in Leek, gemaakt door Tjerk Bekius vertoond. Het werk van Ada Stel, "Geleende gezichten" werd tentoon gesteld en daarnaast had de Samuel Levie Stichting een kleine foto expositie over de Joodse kinderen uit Leek ingericht.