MUSEUM JOODSE SCHOOLTJE
JOODSE
SCHOOLTJE

Bezoek Hertha Denneboom met drie dochters en kleindochter, mei 2008

In 2008 besloten Hertha en haar familie een bezoek te brengen aan Hertha's geboortedorp Leek. De plaats waar zijn tot 1942 woonde. Zij kwam in 1945 terug naar Leek nadat zij vanaf 1942 in Zeist zat ondergedoken. Zij vertrok in 1948 voorgoed uit Leek. Zij emigreerde met haar moeder en zus naar Israël.

Haar dochter Reli Avrahami, fotograaf van beroep heeft van hun rondreis langs te plaatsen waar Hertha woonde en ondergedoken zat een foto reportage gemaakt.

 

 

 

Bezoek van de dames Selma en Hertha Denneboom, en Hans Lindebaum aan het Joodse Schooltje.

Op vrijdagochtend 13 april 2012 brachten Selma, Hertha en hun vriend Hans een bezoek aan het Joodse Schooltje in Leek. Na aankomst hebben zij allereerst bloemen gelegd bij het monument ter nagedachtenis van de vermoorde Joodse inwoners van Leek. In de marmeren gedenkstenen aan de zijmuur van het Schooltje zijn de namen gegraveerd van hun vader, oudste zus, zwager, opa en oom. Herman Denneboom, Ducie van Essen-Denneboom en Leo van Essen, Hartog Denneboom en Bram Denneboom gingen op transport naar Auschwitz en werden in de kampen vermoord. Er is geen graf, slechts deze plek voor Selma en Hertha om hen te gedenken. Selma werd geinterviewd door Jan Been van  RTVNoord.

Selma en Hertha, behoorden tot de laatste kinderen die in 1940 les kregen in het Schooltje. Zij zijn in september 1942 in Zeist ondergedoken, samen met hun moeder Eva Denneboom-Nathans. Als één van de weinigen van de familie Denneboom/Nathans hebben zij de oorlog overleefd. Vierendertig directe familieleden zijn weggevoerd en vermoord.

Tegenwoordig heet Selma, Shula Navon-Denneboom en Hertha, Zvia Caspi-Denneboom. Zij wonen al meer dan 60 jaar in Israël. Het bezoek aan het Schooltje was een warm weerzien met de vrijwilligers van de Samuel Levie Stichting. Het was bijzondere ontmoeting. De verhalen die door de vrijwilligers aan de bezoekers  worden verteld komen uit de eigen geschiedenis van Selma en Hertha. Zij hebben alles zelf meegemaakt. Zij kennen de gezichten bij de namen van de Joodse mensen die gegraveerd zijn in de gedenkstenen. Zij hebben met de kinderen gespeeld en bij hun in de klas gezeten.

Nadat de Joodse inwoners waren weggevoerd werden al hun bezittingen in beslag genomen en hun persoonlijke zaken vernietigd. Er bestaan vrijwel geen foto's of andere persoonlijke documenten meer van deze groep mensen. De informatie en documentatie die Selma en Hertha konden geven vormen een belangrijke bron voor het museum.

Na het bezoek aan het Schooltje werd ook een bezoek gebracht aan de Joodse begraafplaats aan de Diepswal. Daar liggen onder anderen oma Duifje Denneboom en oom Sam, familie van Selma en Hertha begraven. Oom Sam overleed voor de oorlog aan tuberculose. Oom Sam, zo vertelde Hertha, bedacht de reclame teksten voor de firma Denneboom. Ook een verre voorouder Samuel Victors van der Reis, die in 1852 een reis naar zijn zuster in Engeland maakte ligt hier begraven.

 

 

 

Interview met de dames Denneboom in het Dagblad van het Noorden

‘De oorlog heeft onze jeugd vernietigd’

Leek telde voor de oorlog 70 joden. Na de oorlog waren er nog 11 over. 

Het Schooltje is alles wat nog aan hun bestaan herinnert. Selma (83) en Hertha (79) Denneboom kunnen zich het schooltje nog herinneren. Ze zijn de enigen. Alle andere leerlingen zijn in  de oorlog vermoord.

De bezetting duurde nu twee jaar. Selma Denneboom mocht bijna niets meer. Ze was een jodin. Onderwijs was verboden. Ze mocht niet naar het park. Het lidmaatschap van een niet-joodse vereniging was niet toegestaan. Eigenlijk was alles voor joden verboden. Maar in 1942 legde het 16-jarige meisje zichzelf nog een verbod op. Ze zou niet lachen totdat ze wist wat er met haar vader Herman Denneboom was gebeurd. Hij was in datzelfde jaar naar Westerbork vervoerd. Ze hield haar belofte. Drie jaar lang. Maar toen ze in 1945 de naam van haar vader van een lijst van het Rode Kruis las, lachte ze nog steeds niet. Het was een dodenlijst.

Het gezin Denneboom bestond voor de oorlog uit vader Herman, moeder Eva, de dochters Ducie, Selma en Hertha en een grootvader Hartog. Herman Denneboom had een goed lopende manufacturenzaak in Leek. Hij kreeg in 1942 de oproep zich te melden voor transport naar Westerbork. "Hij had kunnen onderduiken", vertelt Selma.

"Hij ging met zijn waren de boer op en kende veel mensen die hem wilden helpen. Hij deed het niet. Hij was bang voor wat er met zijn gezin zou gebeuren. Die Duitsers waren zo uitgekookt. Ze pakten eerst de mannen op, degenen die zich wellicht konden verzetten. Ik kan me de dag dat onze vader de oproep kreeg nog heel goed herinneren. Die avond huilde hij."

Hertha: "De zaak was op dat moment al gesloten. Niet-joden mochten geen inkopen doen bij joodse zaken. Mijn vader was vervolgens bij een kwekerij gaan werken. Hij was die dag erg zenuwachtig. Bij de haard in de huiskamer vertelde hij dat hij naar Westerbork moest. 'Het is niet erg', zei hij. 'We gaan naar een werkkamp'. Maar hij had tranen in de ogen. Hij wist ook wel dat er iets niet in orde was."

Ducie Denneboom, de oudste zus, werd waarschijnlijk in 1942 met haar opa tijdens een razzia in Groningen opgepakt. Zij had zich in 1942 verloofd met Leo van Essen. Op 17 juli trouwden ze voor de wet. Selma en Hertha kwamen er pas na de oorlog achter dat een dag voor hun trouwen Herman Denneboom van Westerbork naar Auschwitz werd gebracht.  Een maand later was hij dood. De huwelijksvoltrekking in de synagoge, de choepa, zou op 23 augustus plaatsvinden. Maar op 20 augustus werd Leo opgepakt..Hij werd evenals  herman en hartog Denneboom in Auschwitz om het leven gebracht. Ook Ducie liep uiteindelijk door de poort van Auschwitz. "Ze kwam in het kamp voor medische experimenten van Mengele terecht", vertelt Selma. "Toen de Russen in de buurt kwamen, werden zij en andere gevangenen naar Bergen Belsen gebracht. Daar moesten ze lopend door de koude naar toe." Hier is zij later bezweken, enkele weken voor de komst van de geallieerden.

Selma, Hertha en haar moeder Eva overleefden de oorlog, omdat ze waren  ondergedoken. “We zaten in Zeist", vertelt Selma. "Via een zakenrelatie waren wij daar terecht gekomen. Mijn moeder en Hertha zaten bij een streng gereformeerd gezin. Ik was ook bij heel christelijke mensen ondergebracht. Zij zaten slechts een paar straten bij elkaar vandaan.. Maar ik heb ze in die jaren bijna niet gezien. Ik mocht er alleen 's nachts even uit om een luchtje te scheppen." Hertha herinnert zich het echtpaar bij wie zij ondergedoken zat, nog goed. "We nemen je aan in de naam van Jezus", zeiden ze.

Hertha vertelt dat ze haar zus pas tegen het einde van de oorlog weer zag. "Ze stond in de rij voor de gaarkeuken." De zussen reisden na de oorlog samen terug naar Leek. "In de tram van Drachten naar Leek werden we door een conducteur herkend. Hij was dolblij, dat hij een paar bekende gezichten zag die de oorlog hadden overleefd."

Moeder en dochters trokken weer in hun oude woning. Hun meubels waren verdwenen. De Duitsers hadden deze in beslag genomen en ze naar hun vaderland gestuurd. Hier werden ze dankbaar ontvangen door Duitsers waarvan de woningen door de bombardementen zwaar waren beschadigd. "Maar ons huis werd opnieuw ingericht. Nu met meubels van NSB'ers", weet Selma nog.

De vrouwen Denneboom emigreerden enkele jaren later naar Palestina. "We waren van huis uit echte zionisten", vertelt Hertha. "Wij vertrokken in 1948. Mijn zus en ik kwamen ieder in een kibboets terecht. Daar hebben we ook onze mannen leren kennen. Onze moeder kwam later."

De oorlog reisde met hun mee. "Onze mannen zijn allebei officieren in het leger geweest", vertelt Hertha. "Onze kinderen en kleinkinderen hebben ook in dienst gezeten. Er is altijd oorlog in ons leven geweest."

Selma heeft drie kinderen, veertien kleinkinderen en zeventien achterkleinkinderen. Hertha kreeg drie dochters, acht kleinkinderen en vier achterkleinkinderen. Hun kinderen hebben een jeugd gekend. En ze hebben familie. "Onze familie is voor een groot deel vermoord", zegt Selma. "En we hadden een grote familie. De oorlog heeft onze jeugd vernietigd."

Ducie Denneboom overleed in het concentratiekamp Bergen Belsen. In de Joodse School wordt een brief van 28 oktober 1945 van een oud-kampgenote bewaard. Ze schrijft onder meer:

Na een paar maanden wist ik al dat Leo van Essen (de echtgenoot van Ducie redactie) dood was.

We hebben het Ducie niet direct gezegd, maar vanaf het ogenblik dat ze het wist, is ze ziek geweest, heeft niet meer gegeten en is volkomen afgezwakt en vermagerd. Ze heeft dan ook de ontberingen in Bergen Belsen, waar het ontzettend was, niet kunnen doorstaan en is eind maart van dit jaar ellendig gestorven…..

Misschien weet je dat er geregeld selecties van muzelmannen (een gevangene in een concentratiekamp die door de ontberingen geheel apathisch is geworden, redactie) gehouden werden, d.w.z. dat de zieken (en ook wel gezonde) joden naakt voor een s.s. commissie moesten defileren en dat dan werd aangewezen wie over twee dagen vergast zou worden. Leo is ook door zo'n selectie overleden.