MUSEUM JOODSE SCHOOLTJE
JOODSE
SCHOOLTJE

Lesproject : Duifje en haar familie.

Lesproject voor groep 7/8 van de Basisschool. 

In het kader van het Erfgoedtraject biedt het Joodse Schooltje een lesproject  aan genaamd : “ Duifje en haar familie”.

Ook scholen die niet meedoen aan de Erfgoededucatietrajecten kunnen gebruik maken van dit lesproject. Er zijn dan kosten aan verbonden, deze zijn afhankelijk van het bezoeken van de school en begraafplaats.

Dit lesproject wordt door de groepen 7/8 van de basisscholen met de leerkracht op school uitgewerkt. In de z.g. lesdoos, die opgehaald kan worden na afspraak in de Joodse school, zit een uitgebreide docentenuitleg, informatie materiaal en een usb stick met informatie en foto's.
Alles wijst zich vanzelf en men kan er gelijk in groepjes mee aan de slag.

Op afspraak kan de lesdoos opgehaald worden in de Joodse school, openingstijden: di-do, 14.00-16.30 en vrij 14.00-16.00. 

Na de behandeling van het lesproject is het mogelijk het Joodse Schooltje en de Joodse begraafplaats te bezoeken. Zo zien de leerlingen bekende namen en foto’s van mensen wiens levensverhaal ze hebben uitgewerkt.

Op afspraak kan een bezoek aan het Joodse Schooltje en de Joodse begraafplaats worden gemaakt. We combineren een bezoek aan het schooltje en de begraafplaats omdat de groepen meestal groter zijn dan 15 leerlingen en we de groepen moeten splitsen. De ruimte in het Joodse Schooltje is beperkt!

Omschrijving van het lesprogramma "Duifje en haar familie " voor leerlingen van de basisscholen in Leek en omgeving:

 

Het verhaal achter deze bijzondere foto.

Op een mooi zonnige dag in het voorjaar van 1942 laat de joodse familie Denneboom uit Leek een foto maken van het complete gezin.
Op de foto staan Herman Denneboom met zijn vrouw Eva, hun drie dochters Ducie, Selma en Hertha opa Hartog Denneboom en de verloofde van Duci, Leo van Essen uit Groningen.

De foto is waarschijnlijk het laatst overgebleven beeld van deze familie als geheel

Op 7 juli 1942 moet vader Herman zich melden in kamp Westerbork, Leo wordt op 19 augustus opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. In september duiken moeder Eva en dochters Selma en Hertha onder en op 5 oktober 1942 komen Ducie en opa Hartog eveneens aan in kamp Westerbork. In minder dan 3 maand tijd bestaat het gezin zoals op deze foto te zien is niet meer. De oorzaak ligt bij de Tweede Wereldoorlog, het nationaalsocialisme en de vervolging van de joden in Nederland.

In het te ontwikkelen lesmateriaal van Het Joodse Schooltje in Leek zullen leerlingen uit groep 7/8 onderzoek doen naar de personen achter deze foto. Wie waren deze personen? Hoe oud waren zij? Waar in Leek leefden zij? Wat was hun werk? Wat waren hun interesses? En wat is er met hen gebeurd ín de oorlog? Kortom: Hoe zag het leven van dit gezin er uit vóór dat deze foto genomen is en hoe verging het deze mensen ná het maken van deze foto?

Opzet lesmateriaal

De leerlingen verdiepen zich in het persoonlijke verhalen van vader en moeder Denneboom, hun dochters Ducie, Hertha, Selma, opa Denneboom en Leo (Ducie’s verloofde).

Stap 1:
In de klas wordt de foto klassikaal bekeken en worden er antwoorden gezocht op de vragen:
§ hoe weten we dat de foto in het voorjaar van 1942 genomen is?
§ waar zal de foto genomen zijn? herkent iemand iets van de achtergrond?
§ wie is wie op de foto?
§ hoe oud zijn de mensen op de foto?

De personen op de foto:

  • Hartog Denneboom geboren 31-07- 1855 in Beilen
  • Herman Henri Denneboom geboren 02-01 1896 in Nietap
  • Eva Nathans-Denneboom geboren 20-02-1896 in Vries
  • Duifje (Ducie) Denneboom geboren 10-10-1922 in Leek
  • Saartje (Selma) Denneboom geboren 01-11-1926 in Leek
  • Hertha Denneboom geboren 16-02-1931 in Leek
  • Joël (Leo) van Essen geboren 18-05-1915 in Groningen

Stap 2:
Tijdens het tweede onderdeel van het lesmateriaal gaan de leerlingen met behulp van archiefmateriaal als foto’s, brieven, gezinskaarten onderzoek doen naar ieder gezinslid afzonderlijk. Hoe zag hun leven voor de oorlog er uit? Wat voor werk deden zij of gingen ze naar school? Waar in Leek woonden ze? Hebben ze de oorlog overleefd? Wat kunnen we te weten komen over deze mensen die nu nog alleen een naam en een gezicht zijn.

De klas wordt verdeeld in 7 groepjes. Ieder groepje doet onderzoek naar één persoon. De leerlingen krijgen een bronnendossier met onderzoeksvragen. Met behulp van de antwoorden die ze vinden kunnen de leerlingen een deel van de biografie van de persoon reconstrueren.

Stap 3:
Naast het onderzoek op papier wordt er onderzoek gedaan in de omgeving. Immers de familie Denneboom woonde in Leek. Wat kunnen we nog terugvinden van de familie of het joodse deel van de bevolking in Leek.
§ op de Joodse begraafplaats in Leek is het graf van oma Duifje Denneboom te vinden. Zij stierf op 14-09-1934
§ het huis van opa Denneboom aan de Tolberterstraat is er niet meer maar dit stond naast (de Boerenleenbank) Café De Oude Bank waar nu het Chinese restaurant is.
§ Herman Denneboom woonde met zijn gezin in het huis Piepke 4 boven de winkel

Uiteraard is er ook Het Joodse Schooltje waar (op afspraak) een bezoek gebracht kan worden en waar de leerlingen informatie kunnen krijgen over de geschiedenis van de Joden in Leek. Daarnaast kunnen zij vragen stellen over hun onderzoek naar de familie Denneboom.

Stap 4:
Alle informatie kunnen de leerlingen verwerken in een biografie over de door hen onderzochte persoon. Dit kunnen ze bijvoorbeeld in een tentoonstelling (waarbij het bronmateriaal verwerkt wordt) presenteren zodat klasgenoten, ouders en grootouders de verschillende leden van de familie Denneboom leren kennen.

Didactische verantwoording

Het lesmateriaal past binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. Hierbij komen specifiek de volgende kerndoelen naar voren:
51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindelingen te hanteren
52. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de wereldoorlogen en Holocaust
56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering van aspecten van cultureel erfgoed

Omdat het onderwijs zichzelf ten doel stelt dat kinderen zich oriënteren op de samenleving waarin zij opgroeien is er geen beter middel dan hierbij gebruik te maken van de eigen directe omgeving.

De eigen omgeving leent zich er bij uitstek voor om, zowel in als buiten de school, onderzoek te doen. Dit kan onderzoek zijn op sociaal, politiek, economisch of maatschappelijk gebied maar kan ook gaan over kunst, cultuur of historische zaken. Naast het feit dat de omgeving als middel kan worden gezien om iets te leren over de wereld, kan het lesgeven over erfgoed ook een doel op zich zijn.

Het zich bewust worden van het culturele erfgoed van de directe omgeving en de mensen die hierin leven én het leren respecteren van het eigen culturele erfgoed kan alleen gestimuleerd worden door leerlingen hiermee te confronteren. Door lesmateriaal te ontwikkelen bij het “Joodse Schooltje” is het de bedoeling dat de omgeving zowel als middel als doel gebruikt wordt. De leerlingen leven zich in in personen uit de eigen omgeving. En door zich te verdiepen in verhalen uit de eigen omgeving zal geprobeerd worden de oorlog te vermenselijken en tastbaar te maken.

Als voorkennis wordt verwacht dat de leerlingen op de hoogte zijn van de informatie uit het geschiedenisboek over de Tweede Wereldoorlog.

Leerdoelen

Het project heeft zowel vakspecifieke als algemene leerdoelen:
§ leerlingen leren door de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust te personifiëren dat de oorlog in hun eigen omgeving grote gevolgen heeft gehad
§ leerlingen leren de geschiedenis van hun eigen omgeving waarderen
§ leerlingen leren doelgericht kijken, luisteren en vragen stellen
§ leerlingen leren dat gebeurtenissen uit het verleden invloed kunnen hebben op het leven van nu
§ leerlingen worden gestimuleerd tot (bron)onderzoek door ‘doe’ en ‘denk’ opdrachten
§ leerlingen leren samenwerken binnen een opdracht
§ leerlingen leren onderzoek verwerken tot informatie voor derden

Kosten
De kosten van het project voor de scholen is afhankelijk van HOE het materiaal aangeboden wordt en of men deelnemer is van het ergoedproject.
 

 

Over Duifje en haar familie.

   

 Foto van de famllie Denneboom, gemaakt in 1942.

 Op de foto van links naar rechts (achter)

 Eva Nathans-Denneboom geboren 20-02-1896 in Vries 46 jaar 

 Herman Henri Denneboom geboren 02-01 1896 in Nietap 46 jaar 

 Duifje (Ducie) Denneboom geboren 10-10-1922 in Leek 20 jaar 

 Hartog Denneboom geboren 31-07- 1855 in Beilen 86 jaar 

 

 Op de foto van links naar rechts  (voor)

 Hertha Denneboom geboren 16-02-1931 in Leek 11 jaar 

 Joël (Leo) van Essen geboren 18-05-1915 in Groningen 27 jaar 

 Saartje (Selma) Denneboom geboren 01-11-1926 in Leek 15 jaar 

 

Achtergrondinformatie over de familie Denneboom 

 

Hartog Denneboom werd op 31-07-1855 geboren in Beilen. Zijn vader Heiman Denneboom had een manufacturenwinkel in Beilen.

In 1893 trouwde Hartog Denneboom in Leek met Duifje Lehmans uit Nietap. De vader van Duifje had een goed lopende manufacturenwinkel in Nietap en alleen dochters als erfgenamen. Hartog nam na zijn huwelijk de zaken van zijn schoonvader voortvarend over. Hij was een intelligent en energiek man, had graag willen studeren maar kwam uiteindelijk toch in de handel terecht.
In 1917 verhuisde de winkel van de firma Denneboom naar het pand aan ’t Piepke 4 in Leek en het gezin ging in de woning boven de winkel wonen.
 
Duifje en Hartog Denneboom kregen vier zonen.
De oudste, Samuel Asser Denneboom (* 24-06-1894 in Nietap), werd onderwijzer en kreeg de ziekte tuberculose. Na een periode van kuren in Davos trok Sam zoals hij werd genoemd, in bij zijn ouders aan de Tolberterstraat. Hij was erg geliefd en verzon de reclameteksten die de familie voor de firma gebruikte. Sam overleed, 32 jaar oud, op 19-05-1938 in Leek. Hij werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Leek,aan Diepswal.
De tweede zoon, Herman Henri Denneboom (* 02-01-1896 in Nietap), trouwde in 1921 in Assen met Eva Nathans (* 20- 02-1896 in Vries) ,dochter van Mozes Nathans en Saartje Rosenbaum.
De derde zoon, Abraham (Bram) Denneboom (* 28-04-1900 te Nietap) trouwde in 1936 in Grijpskerk met Elli Allegonda Gans (* 30- 03-1910 in Grijpskerk), dochter van David Gans en Rosetta Gans. Bram werkte samen met zijn broer Herman als manufacturier in het familiebedrijf.
De vierde zoon, Joël Denneboom (* 16 -09-1901 in Nietap), vertrok in 1929 naar Assen. Joël trouwde met Hester Henderine van Oosten (* 23-12-1905 in Assen) en zij kregen een zoon Harry Sam Denneboom (* 11-09-1933 in Assen) . Joël Denneboom stierf 41 jaar oud op 28 februari 1943 in Auschwitz. Zijn vrouw Hester en zoon Harry waren al op 29-10-1942 in Auschwitz vermoord.
 
Hartog Denneboom was een actief persoon. Naast zijn werkzaamheden in het familiebedrijf zat hij in het bestuur van de Joodse Gemeente van Leek en was hij lid van meerdere verenigingen in het dorp. Hij was vooruitstrevend in zijn werk en in zijn maatschappij visie. Hij stemde SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij ) en op hoge leeftijd verdiepte hij zich nog in de socialistische geschriften.
Duifje, Hartogs vrouw stierf op 14-09-1934 te Leek en werd begraven op de Joodse Begraafplaats te Leek.
 
De zonen Herman en Bram (Abraham) namen de firma Denneboom over van vader Hartog.
Hartog en zijn vrouw gingen in de Tolberterstraat wonen, in het huis naast (de Boerenleenbank) Café De Oude Bank, waar nu het Chinese restaurant is.
Herman Denneboom woonde met zijn gezin in het huis ‘t Piepke 4 boven de winkel. Evenals zijn vader was hij actief op sociaal gebied. Hij was voorzitter van de Joodse vereniging Nut en Vermaak/ Lichwod Oelefiferet. Deze vereniging had tot doel ‘de verspreiding van Joodse wetenschappen en maatschappelijke ontwikkelingen’. Herman had ook goede contacten met de socialist Koos Vorrink (SDAP) die tevens voorzitter was van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) .
 
Herman en zijn vrouw Eva Denneboom-Nathans kregen drie dochters:
Duifje( * 10-10-1922 , Ducie genoemd),
Saartje ( *01-11-1926, Selma genoemd) en
Hertha ( * 16-02-1931) allen geboren in Leek aan ’t Piepke 4 in Nietap.
 
 
De familie Denneboom was zionistisch georiënteerd* en had veel vrienden bij de zionistische beweging in Groningen.
Ducie/Duifje had zich aangesloten bij een Hachsjara instelling / Palestina pioniers, een instelling voor jongeren die zich door het volgen van een agrarische opleiding voorbereidden op de migratie naar het toenmalige Palestina. Het opbouwen van een Joodse staat in Palestina werd door een aantal Joodse jongeren gezien als het enige antwoord op het groeiende antisemitisme in Europa. De voorbereiding was noodzakelijk om vaardigheden te leren die in het onontgonnen gebied nodig waren. De opleiding was tevens een vereiste om een Brits immigratievisum, een zogenaamd Palestina-certificaat te verkrijgen.
Via deze Hachsjara beweging ontmoette Ducie Leo van Essen.
Salomon Joël van Essen, Leo genaamd, kwam uit Groningen. In 1934 vertrok Leo voor 4 maanden naar Utrecht als leerling landbouwer. Leo was net als zijn jongere broer Joël aangesloten bij een ‘Hachsjara’ instelling. Leo zat bij de Deventer Vereniging*, Sandrasteeg 5 .
 
In 1940 heeft het gezin van Herman nog geprobeerd naar Engeland te vluchten. Zij “zijn gestrand” bij familie in Rotterdam en hebben daar het zware bombardement op Rotterdam meegemaakt. Het lukte niet meer om weg te komen en zij moesten terugkeren naar Leek.
Bij het uitbreken van de oorlog werd de firma geleid door de zonen Herman en Bram, hun vader Hartog deed nog allerlei werkzaamheden in de zaak zoals het opnemen van de inventaris. Nu hij weduwnaar was geworden woonde hij in bij het gezin van zoon Herman, boven de winkel.
 
Ducie was 18 jaar oud toen de oorlog uitbrak en toen de hachsjara instellingen werden opgeheven ging zij als pionier in de huishouding helpen bij de Joodse familie Lifschitz in Groningen. Zij was daar erg geliefd bij deze tevens zionistisch georiënteerde familie. Toen haar jongere zusjes niet meer naar school mochten en met een speciale reisvergunningen naar de Joodsche School in Groningen moesten, kwamen zij veel bij deze familie over de vloer. (Van de familie Lifschitz hebben de ouders en drie kinderen de oorlog overleefd enkele kwamen uit Theresienstadt terug , de oudste zoon Umi kwam terug uit Buchenwald, maar stierf jong. Na de oorlog vertrok men naar Israël.)
Toen Ducie geen reisvergunning meer naar Groningen kreeg, ging zij naar de Hachjara beweging die nog niet verboden was maar in het voorjaar van 1942 keerde zij terug in Leek wonen en ook Leo kwam inwonen in Leek.
Ducie en Leo verloofden zich op 5 oktober 1941 en dat werd in Leek gevierd met familie en vrienden. “Het was de dag voor Loofhuttenfeest ” herinnerde zus Selma zich, “We hebben het gevierd in de hoedenkamer, een grote kamer in de zaak, die toen al gesloten was door de Duitsers of de NSB gemeente.”
Naar aanleiding van de verloving was er een felicitatie, ”Mazzel Tov” aan Leo en Ducie met een lijst met handtekeningen van de aanwezige familie en vrienden. Deze is ook in het Schooltje te bezichtigen. Er staan 35 handtekeningen op, behalve van familie (onder anderen de wederzijdse ouders, opa Hartog en de twee jongere zusjes van Ducie) waren er ook vrienden uit Groningen aanwezig.
Selma en Hertha waren 14 en 9 jaar oud toen de oorlog uitbrak. Na een poging om naar Engeland te ontsnappen keerde het gezin terug naar Leek. In eerste instantie gingen zij naar school en pakten zij het leven weer op. Maar toen de Duitsers allerlei verordeningen uitbrachten tegen de Joden veranderde alles in hun leven. Zij mochten niets meer, bijvoorbeeld niet in het park en niet met de Drachtstertram naar Groningen, moesten hun fietsen inleveren. En na de zomer van 1941 mochten zij niet meer naar school. In Groningen werd door de Joodse gemeenschap een school gesticht voor hun Joodse kinderen. Met een aparte reisvergunning konden zij daar naar toe.
 
 
Westerbork
Toen de anti Joodse wetten doorgevoerd werden moest de firma Denneboom zijn winkel sluiten en raakten Herman en zijn Broer Bram dus werkeloos. Herman ging werken in een kwekerij. In juli 1942 kwam de oproep voor alle Joodse mannen tussen de 18 en 55 jaar oud om zich voor werkkampen te melden en op 7 juli 1942 gingen Herman en Bram rechtstreeks naar het “werkkamp” Westerbork.
Herman had kunnen onderduiken. Hij ging met zijn waren de boer op en kende veel mensen die hem wilden helpen, maar hij was bang voor wat er met zijn gezin zou gebeuren, herinnerde zijn dochter Selma zich. De dag dat hij de oproep kreeg was Herman erg zenuwachtig. Bij de haard in de huiskamer vertelde hij zijn jongste dochter Hertha: ‘Het is niet erg, we gaan naar een werkkamp’. Maar hij had tranen in zijn ogen. Hij wist ook wel dat er iets niet in orde was.
Selma, de 16 jarige dochter van Herman, had zichzelf toen een verbod opgelegd en zich voorgenomen niet meer te lachen tot ze wist hoe het met haar vader was, wist wat hem was overkomen. Ze hield haar belofte drie jaar lang stand en had in 1945 geen reden om te lachen toen ze op de dodenlijst van het Rode Kruis de naam van haar vader las.
Het verblijf in Westerbork van de beide broers Denneboom duurde slechts acht dagen. Samen met de andere Joodse mannen uit Leek werden zij op de allereerste transporten van 15 en 16 juli 1942 gezet die naar Auschwitz vertrokken .
 
Huwelijk Ducie en Leo.
Eén dag later, op 17 juli 1942, trouwden Ducie en Leo voor de wet in Leek. Ze waren onwetend van het lot van vader Herman Denneboom die op dat moment onderweg was naar Auschwitz, waar hij een maand later werd vermoord.
Uit het register van Huwelijkstoestemmingen van de gemeente Leek bleek Herman, de vader van de bruid, zijn toestemming te hebben verleend voor het huwelijk.
Uit de akte bleek ook dat er dispensatie is verleend voor de voorgeschreven wachttijd met betrekking tot de aankondigingen van het huwelijk. Leo en Ducie hadden haast bij het laten plaatsvinden van het huwelijk. De ouders van Leo waren ook niet aanwezig bij de voltrekking en gaven via een uittreksel van het Huwelijksregister van Groningen hun toestemming. De getuigen waren opa Hartog en de godsdienstonderwijzer Karel Elburg .
 
De huwelijksvoltrekking in de synagoge, de choepa,* zou zoals vermeld in een advertentie in ‘Het Joodsche Weekblad’ nr. 19 van 14 augustus 1942, plaatsvinden op 23 augustus in de synagoge van Leek.
Maar op 19 augustus ’42 om 10 uur ‘s morgens werd op het gemeentehuis Leek telefonisch meegedeeld :
“ dat op 20 augustus ’42 te 13 uur bij de hekken van het station te Groningen aanwezig moesten zijn Samuel van Dam geb.11-03-1886 wonende te Leek A13 en Joel van Essen geb.18-05-1915 wonende te Leek A 351“.
Begeleiding werd gedaan door politie in burger. (Samuel van Dam was een aangetrouwde neef van de familie Denneboom. Hij was veekoopman en woonde aan de Bosweg 16. Zijn vrouw Bartha en zoon Benno zowel als hij zelf kwamen om in Auschwitz).
In plaats van met Ducie te trouwen onder de choepa, zat Leo die dag al gevangen in kamp Westerbork.
In de nazomer van 1942 woonden van de familie Denneboom alleen moeder Eva met haar drie dochters Ducie, Selma en Hertha, opa Hartog en tante Elli Denneboom-Gans nog in Leek. Tante Elli ging later onderduiken bij de familie Boer in Nietap.
Ducie hielp haar moeder met de voorbereidingen om onder te duiken. Op 17 september 1942 verdwenen Eva en haar twee jongste dochters. Via een zakenrelatie van Leo’s vader kwamen ze in Zeist terecht, bij mensen die vanuit hun geloof onderduikers wilden opnemen. Hertha, de jongste dochter, was samen met haar moeder ondergedoken en Selma zat alleen. Ze zaten een paar straten van elkaar af ondergedoken. Ook de broer van Leo, Joël van Essen zat niet ver bij hen vandaan in Zeist ondergedoken maar hij werd bij een razzia opgepakt.
Selma heeft bij een razzia nog verborgen gezeten in de tuin van het onderduikhuis. Zij werd niet ontdekt.
 
Ducie ging niet mee de onderduik in. In september woonde zij nog alleen met haar opa Hartog en schreef brieven aan haar ondergedoken familie. Ducie schreef aan ‘Lieve vier’: moeder Denneboom, Selma en Hertha en de broer van Leo, Joël (in de brief werd hij ook ook wel Joselientje of Lientje genoemd). Haar brieven waren cryptisch geschreven om eventuele ontdekking bij een onderschepping te voorkomen, er mocht niets herkenbaar zijn voor een buitenstaander. In de brieven werd onder anderen vermeld: Jo werd met zijn verjaardag gefeliciteerd en voor hem was eerder een pakketje gestuurd, een woordenboek. Verder werden de dagelijkse gebeurtenissen gemeld; ze ( Ducie) gaf Jetje Polak Hebreeuwse les en opa Hartog hield zich flink en was zo lief, maar bijvoorbeeld ook dat een bekende samen met haar moeder en drie kinderen de hand aan zichzelf hadden geslagen, “Wie had dat kunnen denken van die voortvarende flinke vrouw” schreef ze. Ook vertelde ze dat ze een gecensureerde brief van Leo uit Westerbork had ontvangen :
“L. is aan ‘t aardappelen rooien aan ‘t Hoogeveense kanaal op de boerderij Rietveld, daar schoten we veel mee op. Straks moet hij met een landmeter op stap, die ‘t kamp in kaart moet brengen, ook fijn !”. Ook schreef ze dat ze graag wat wilde horen maar : “doch hishamer lega “(= wees voorzichtig in het Hebreeuws), beter niets te horen, dan te veel”.
 
Op 5 oktober 1942 kwamen Ducie en haar opa Hartog Denneboom in Westerbork terecht. (Uit: Terug van weggeweest, door Johan van Gelder; Op 3 oktober kwam het bevel dat alle vrouwen en kinderen van wie de mannen en vaders in een werkkamp zaten, zich gereed moesten houden. Zij moesten zich bij het station verzamelen, vanwaar ze met hun mannen en vaders naar Westerbork zouden worden vervoerd. Opgehaald en begeleid door agenten uit Groningen.) .
Volgens een achternicht die de oorlog overleefde werden Ducie en opa Hartog via het Groninger treinstation weggestuurd.
Hartog Denneboom werd op 6 november op transport gezet naar Auschwitz en werd 3 dagen later op 87 jarige leeftijd vermoord.
 
Ducie en Leo werden in Westerbork herenigd en hebben daar hun Choepa laten voltrekken.
Vanuit Westerbork schreven Ducie en Leo brieven waarvan enkele bewaard zijn gebleven en waaruit bleek dat zij te werk gesteld werden bij boeren in de omgeving van het kamp.
Op 4 augustus ’43 schreef de “dankbare” Ducie dat ze eindelijk de gelegenheid kreeg om een brief te schrijven. Ze werkten bij een boer Lensing in Zwiggelte, ’s ochtends werden ze gehaald met de boerenkar en ’s avonds liepen ze terug.
“Al die boeren daar hebben mensen van ons“ schreef ze. Ook werd vermeld dat vader en moeder (Leo’s ouders ) op transport waren afgevoerd en “dat ze met alle hun mensen in goed gezelschap waren”. Als de voor correspondentie naar Duitsland de letter D aan de beurt was schreef Ducie een brief naar haar vader. Ze vroeg zich ook af of opa zijn 88ste verjaardag beleefd zou hebben. Ze waarschuwde allen (de geadresseerde vier) “ernstig voor de tocht, men moest vooral niet te roekeloos doen met tocht want je had het maar zo te pakken, en kwam er dan maar eens weer boven op, dat was hun grootste zorg” (ze waarschuwde dus om voorzichtig te zijn en niet gepakt te worden in de onderduik). Over Leo schreef ze nog dat hij zo geweldig bruin was en op de maaimachine had gewerkt tot tevredenheid van de boer. Leo schreef op 5 augustus ’43 in zijn brief dat zijn ouders waren “door gegaan” en “dat zij daar heus niets aan konden doen, zij hadden nog niet hun Palestina certificaat *“. Dit certificaat gaf een ‘zekere zekerheid’ zoals Leo dat noemde voor het niet op transport gezet worden.
Leo en Ducie moeten voor zo’n certificaat in aanmerking zijn gekomen door hun Hachsjara opleiding.
Leo beschreef ook hoe ze woonden: zij deelden met een ander echtpaar een kamertje, keukentje met WC en tussen de middag aten ze mee bij de boer. Hoelang zij zo zouden wonen wisten ze niet daar alles zeer betrekkelijk was, schreef hij en ook dat Ducie er lief uitzag in een jurk die vroeger door haar moeder werd gedragen. Eerder had hij in zijn brief al bedankt voor de goed verzorgde pakketjes. Leo eindigde met : “Mensen in hoofdzaak is het dat wij er gezond door willen komen, hetgeen ons tot op heden ook is gelukt. Nu mensen sterkte, vele groeten en een stevige handdruk van Leo”.
 
De laatste post was een briefkaart van Ducie, geschreven op 1 september ’43. Een niet geadresseerde kaart die via een tussenstap bij de ondergedoken familie terecht kwam.
De tekst is onduidelijk te lezen en bevat “tussen de regels door te lezen boodschappen”
Ducie schreef dat ze blij was met een levensteken, ook dat ze het boek van ‘Mokem’ had gelezen maar ze volgden het niet op. (Mokem is ‘plaats’ en betekent hier ‘onderduikplaatsen’. Er waren onderduikplaatsen voor Leo en Ducie klaar. Haar boodschap was dus dat zij er niet op in gingen. Want als zij zouden vluchten werden 60 mensen van hun groep meteen op transport afgevoerd.)
De brief werd ondertekend met ‘jullie vrienden’, omdat niets mocht wijzen op een familie relatie, in verband met het in gevaar brengen van de ondergedoken moeder en zusjes.
 
Nog geen twee weken na dit schrijven werden op 14 september 1943 Ducie en Leo beiden op transport naar Auschwitz gezet, ze hadden toen een jaar in Westerbork gevangen gezeten.
Ducie kwam in Auschwitz in het blok van de medische experimenten terecht.
Een getuigenverslag van een vriendin van Ducie die de kampen overleefde werd het volgende beschreven:
“In Auschwitz hebben we het lichamelijk niet zo slecht gehad, op de experimenten na dan. We, d.w.z. de getrouwde chaloetsoth, waren bijna een jaar steeds bij elkaar en hebben heel veel aan elkaar gehad. Na een paar maanden wist ik al dat Leo van Essen dood was. Er werden geregeld selecties van Muzelmannen* gehouden, d.w.z dat de zieken (en ook wel gezonde) Joden naakt voor een S.S. commissie moesten defileren en dan werd aangewezen, wie over twee dagen vergast zou worden. Leo is ook door zo’n selectie overleden. Ook voor ons bestond ieder moment de mogelijkheid dat we naar het gas zouden gaan, daar we door experimenten als ziekenblok stonden ingeschreven, en als er bijvoorbeeld een vrouw bij ons roodvonk zou hebben, zou het hele blok vergast kunnen worden. Ik snap nu nog niet dat en hoe we dat uitgehouden hebben, maar het feit is dat we ontzettend veel aan elkaar gehad hebben. Ducie en ik hebben altijd in één bed geslapen, we hebben altijd alles met elkaar gedeeld en ons echt aan elkaar vast geklampt. We moesten vrij onverwacht evacueren omdat de Russen zo ontzettend hard opschoten. Eén dag nadat wij weg waren , was Auschwitz bezet. En de gevangenen, die achtergebleven waren bevrijd. Maar wij hadden toen nog het ergste voor de boeg. Je kunt het je toch niet voorstellen; minstens 24°C kou, dikke hoge sneeuw, en dan 25 à 30 km per dag lopen, tot diep in de nacht en ’s nachts maar zien dat je onderdak kreeg. We zijn elkaar toen allemaal kwijt geraakt alleen Ducie en ik zijn samen in Bergen-Belsen beland, natuurlijk in het Häftlingenkamp. Ik ben toen dankzij de chaloetsiem in de keuken gekomen, Ducie in de schilkeuken, maar ze was te zwak, kreeg typhus en longontsteking. We hebben het Ducie niet direct gezegd (dat Leo was overleden), maar vanaf het ogenblik dat ze het wist, is ze ziek geweest, heeft niet meer gegeten en is volkomen verzwakt en vermagerd. Ze heeft dan ook de ontberingen in Bergen-Belsen waar het ontzettend was, niet kunnen doorstaan en is eind maart ellendig gestorven.”
 
Ducie overleed op 22 maart 1945 in Bergen-Belsen. Een week eerder, op 15 maart, was haar zwager Joël van Essen daar overleden. Hij was daar terecht gekomen nadat hij in Zeist was verraden in zijn onderduikplek.
In het overvolle kamp heersten besmettelijke ziektes, waar onder vlektyfus, en men leed er aan vreselijke ondervoeding en uitputting.
Enkele weken later werd het kamp door de Britten bevrijd.
 
Moeder Eva Denneboom en haar dochters Selma en Hertha zaten vanaf september 1942 ondergedoken in Zeist. Selma zat apart ondergedoken en onderhield daarom een briefwisseling met haar moeder en zus. In een brief van 21 januari 1944 schreef ze dat ze in de krant had gelezen dat Churchill gezegd had dat nog voor medio maart de wereld getuige zou kunnen zijn van de grootste militaire onderneming in de geschiedenis. Ook volgde ze de bewegingen van het Russische front en schreef ze dat de RAF die nacht Berlijn had gebombardeerd en dat in de hevige luchtaanval 35 vliegtuigen niet waren teruggekeerd. Ze schreef : “In W’bork hebben ze straf. Ze mogen niets schrijven en niets ontvangen, maar zo gauw ze weer wat mogen sturen krijgt Jo z’n schoenen. In Utrecht staat al een koffer met schoenen”. Met Jo zal Joel zijn die was ondergedoken maar bij een razzia werd opgepakt.
 
Pas aan het einde van de oorlog, zagen Selma en Hertha elkaar weer bij de rij voor de gaarkeuken. Samen reisden ze terug naar Leek en in de Drachtster tram werden ze herkend door de conducteur. Hij was dolblij dat hij een paar bekende gezichten van Joodse Leeksters zag die de oorlog hadden overleefd.
Over de terugkeer naar Leek vermeldt Hertha het volgende:
 
“Het was een moeilijke reis voor Selma en mij, moeder was ziek (zij was nog niet in staat om naar Leek te reizen), maar wij waren gelukkig wij waren bevrijd. Van de gemeente kregen wij hulp, het huis werd schoongemaakt ( er zaten kippen in) en wij kregen meubels van NSB ‘ers. Ook onze buren de familie Borgers (met de garage) , vooral Hendrik zorgde voor ons. Maar toen moeder terugkwam moest zij voor het eten zorgen de winkel weer beginnen en dat was niet makkelijk. In de zaak waren Canadezen die ons blikjes met eten gaven, 4 jaar waren zij niet thuis geweest.”
 
Ze trokken dus samen met hun moeder weer in hun woning boven de winkel aan ’t Piepke. Vervolgens gingen de beide zussen naar het Westen. Selma Denneboom werkte begin 1947 in het opvangtehuis van Joodse kinderen in Bussum in de keuken en als soort “ leidster “ , en Hertha ging naar het tehuis in ’s Graveland. In de weekenden waren de zussen bij hun moeder in Leek.
 
Later vertrokken ( “ op Alija gaan” *) de van huis uit zionistische zussen Selma (Shulamiet) en Hertha ( Zwia) naar Palestina / Israël en gingen in een kibboets wonen en werken. Hun moeder Eva volgde hen later naar Israël.
 
Selma en Hertha waren in 1995 aanwezig bij de opening van het museum het Joodse Schooltje.
In 2008 keerde Hertha samen met haar dochters en kleindochter terug naar Leek. Eén dochter, die beroepsfotograaf is, maakte een fotodocument over de geschiedenis van haar moeder. Hertha werd op de foto gezet in de banken van “haar” godsdienstschooltje. Onder de plaquettes buiten werden rozen gelegd. De mensen die zijn weggevoerd en van wie de namen op de plaquettes staan vermeld kende Hertha allemaal.
 
Samen met haar zus Selma bracht Hertha nog twee keer een bezoek aan het Joodse Schooltje, onder anderen voor het leggen van de Stolpersteine.
Zij konden ons uit de eerste hand vertellen over de andere Joodse inwoners van Leek.
 
 
EXTRA UITLEG
 
Hachsjara
Tegen het eind van de Eerste Wereldoorlog groeide, mede door het weer toenemende antisemitisme, onder de Joodse gemeenschappen in Europa de behoefte aan een eigen vaderland, op de plek waar de Joden voorheen gewoond hadden, in het toenmalige mandaatgebied Palestina.
Om bewoning van het woestijnachtige gebied mogelijk te maken bereidden idealistische joodse jongeren in Europa zich voor om als pioniers het land te ontginnen. Hiervoor werden in heel Europa opleidingscentra opgericht waar zij agrarische en ambachtelijke vaardigheden konden leren, voorafgaand aan hun alijah (migratie naar. De opleiding werd hachsjara genoemd. De jongeren staan bekend als Palestina-pioniers of ‘chaloetsiem’. Naast praktische vaardigheden leerden de jongeren ook modern-Hebreeuws, een nieuwe taal die de voertaal van de joodse staat zou worden.
De migratie naar het mandaatgebied werd door de Britten streng gecontroleerd. Per jaar werden slechts een paar duizend immigratievisa verstrekt. Een visum, ook wel Palestina-pas genoemd, kon worden verkregen na afronding van een hachsjara-opleiding.
 
Deventer was het centrum van de eerste Nederlandse hachsjara-instelling, opgericht in 1918. De zogenaamde Deventer Vereniging had, in tegenstelling tot de latere hachsjara-instellingen, geen eigen woon- of werklocatie. De leerlingen woonden en werkten bij boeren verspreid over heel Nederland. Deze vorm van opleiding werd wel 'Einzelhachsjara' genoemd. Voor theoretische vakken en culturele activiteiten kwam men samen in het verenigingsgebouw 'Beth Chaloets' (Pioniershuis) in Deventer.
De broer van Leo, Joël van Essen zat bij de Kibboets Beverwijk. De religieus-zionistische beweging Mizrachi richtte in 1933 het hachsjara-onderdeel Dath-wa-Eretz (Geloof en Land) op. Er werden centra opgericht, die de benaming 'kibboets' kregen, in Beverwijk en Franeker. In 1940 telden de twee centra zo‘n 130 leerlingen. Kort na de bezetting werden de kibboetsim in Beverwijk en Franeker op last van de bezetter opgeheven. Vervolgens werd een nieuwe kibboets geopend in Laag-Keppel (Velsen) die tot mei 1943 is blijven bestaan
 
 
Palestina certificaat
De provincie Palestina stond tot na de Tweede Wereldoorlog onder Brits gezag. De migratie naar het mandaatgebied Palestina werd door de Britten streng gecontroleerd. Per jaar werden slechts een paar duizend immigratievisa verstrekt. Een visum, ook wel Palestina-pas genoemd, kon worden verkregen na afronding van een hachsjara-opleiding.
 
 
Muselmannen
Gevangenen in de concentratiekampen die door uiterste ontbering en vernietiging van hun menselijke waardigheid in een staat van ‘levende doden’ verkeerden. De geest was al uit het lichaam vertrokken voordat ze dood gingen, alleen het lijf leefde nog.
 
 
Op alija gaan
Alia is een term voor de Joodse emigratie naar het gebied in het `Midden-Oosten dat voor de Tweede Wereldoorlog Palestina werd genoemd en sinds 1948 de staat Israel is.
 
 
Zionisme
Gedurende de diaspora (verstrooiing van de Joden over de wereld) hebben Joden altijd het verlangen gehad om terug te keren naar de heilige stad Jeruzalem. Een andere benaming voor Jeruzalem is ‘Zion’, naar één van de zeven heuvels waarop de stad is gebouwd. Als minderheidsgroep te midden van andere culturen dreigde voor Joden altijd latent, en soms openlijk en gewelddadig antisemitisme. De oprichting van een Joodse staat werd door velen gezien als de enige oplossing om aan deze kwetsbare positie te ontkomen. Dit streven werd ‘zionisme’ genoemd.