MUSEUM JOODSE SCHOOLTJE
JOODSE
SCHOOLTJE

Bijzondere bezoekers  

Op 22 mei 2009 bracht Charlie Aptroot een bezoek aan het Joodse Schooltje.

Tanja Haseloop was bekend met Charlie's  familiebanden met "de Aptroots uit Leek ". Zij nam het initiatief voor dit bezoek en verraste Charlie met zijn verleden. Het werd een bijzondere bijeenkomst waar Charlie werd geinformeerd over zijn voorouders uit Leek. Er werd een bezoek gebracht aan de graven van de voorouders op de Joodse begraafplaats van Leek. 

Op 20 mei 2010 bracht de commissaris van de Koning van de provincie Groningen Max van den Berg een werkbezoek aan het Schooltje.

In juli 2012 bracht Betty Kazin-Rosenbaum een bezoek aan het Schooltje en aan de Joodse begraafplaats van Leek.

Betty kwam voor het eerst het Joodse Schooltje samen met haar vrienden uit Peize, Bertus Takens en Arend Luinge bezoeken. Het was de windmolen in de onlanden van Peize die hun via internet met elkaar in contact had gebracht. Deze molen bleek door Betty’s voorouders Rosenbaum te zijn geplaatst. 

Betty kende Leek al door de Joodse Begraafplaats waar onder anderen haar overgrootouders Ephraim Izaäk Levie Rosenbaum en Judik Rosenbaum-Israëls begraven liggen. Bij het opknappen van hun grafzerken onlangs, werden de namen van hun kinderen in de levensboom op de zerken ontdekt. Betty’s grootouders, haar ouders, zij zouden hier, in Groningen of in Amsterdam zijn begraven. Maar zo is het niet gegaan, de geschiedenis verliep anders, zij werden in de concentratiekampen vermoord. 

 

In 2013 werden voor Izaäk Rosenbaum en Bertha Rosenbaum-Levie, de grootouders van Betty Kazin-Rosenbaum, Stolpersteine gelegd in de Alexanderstraat 31 in Groningen.

 

Op 1 mei 2017 gaf Betty Kazin- Rosenbaum de lezing  "The Story of my Life" voor belangstellenden en donateurs van de Samuel Levie Stichting. 

Betty Kazin-Rosenbaum, kleindochter van het Joodse echtpaar Rosenbaum uit Groningen en overlevende van de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog, vertelt aan de vooravond van Dodenherdenking in Leek over haar veelbewogen leven. Pas na de Tweede Wereldoorlog ontdekte ze haar ware identiteit. Betty Kazin-Rosenbaum (1941) werd geboren in Amsterdam en woont in Zichron Ya’akov in Israël. Haar ouders werden in de Tweede Wereldoorlog in Sobibor vergast. Ze groeide op bij haar oom en tante in Eibergen. Haar overgrootouders kwamen uit Peize en hebben veel betekend voor de Peizenaren. Zo nam grootvader Izaak Rosenbaum het initiatief om in 1927 een watermolen te importeren om het water uit de veengrond rond Peize en Roden te pompen. Dat leverde velen werk op als veenarbeider. De molen staat er nog en is goed onderhouden. Haar grootouders Rosenbaum uit de stad Groningen worden sinds 2013 herdacht met twee Stolpersteine voor hun voormalige woning aan de Alexanderstraat nr 31 in Groningen. Onderduik Betty Rosenbaum werd in 1941 in Amsterdam geboren als de oudste dochter van het Joodse echtpaar Ephraim (Eil) Rosenbaum en Johanna (Jo) Zion. Haar vader was apotheker en eigenaar van de Rembrandtapotheek aan de Nieuwe Heerengracht in Amsterdam. In dit oorlogsjaar overweegt het gezin te gaan onderduiken. Maar Eil Rosenbaum besluit mede op advies van de Joodsche Raad als apotheker in Amsterdam te blijven werken, zodat hij geneesmiddelen kan blijven verstrekken 'zolang in ghetto Amsterdam Joden wonen'. Betty's moeder en kleine broertje Max duiken onder bij een boerenfamilie in Neede. Betty duikt onder bij de familie Hageman in Eibergen. Vanaf dat moment gaat Betty door het leven onder de schuilnaam Elisabeth Andriessen. Pleegvader Hageman is actief in het verzet en wordt in 1944 door de nazi's gefusilleerd. Na de bevrijding gaat Betty wonen bij haar oom en tante in Eibergen, de familie Zion. Elizabeth wordt weer Betty Wanneer Betty op school een schrift krijgt met daarop de naam Betty Rosenbaum, weet zij niet dat dat haar eigenlijke naam is. Er wordt niet gesproken over de oorlog en Betty wordt niets verteld over het lot van haar ouders en broertje. Later blijkt dat haar moeder en Max zijn verraden, gearresteerd en via kamp Westerbork zijn gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor in Polen. Daar zijn ze direct na aankomst vergast. Haar vader werd ook opgepakt en is via kamp Vught en kamp Westerbork gedeporteerd naar Sobibor, waar ook hij direct na aankomst is vergast.

In mei 2016 bracht Frits van Dam een bezoek aan het Joodse Schooltje.

Frits (Freerk) van Dam werd op 6 mei 1942 in Leek geboren. Zijn ouders waren Lazarus van Dam uit Leek en Sara Bollegraaf uit Slochteren. Lazarus en Sara woonden bij de ouders van Lazarus aan de Bosweg 8. Nadat haar man Lazarus in juni 1942 was opgepakt vertrok Sara naar haar ouders in Slochteren. Dit hele gezin ging onderduiken en de baby Frits werd apart van zijn moeder bij een pleegmoeder ondergebracht. Behalve de baby werd iedereen verraden en opgepakt. Alleen Frits heeft de oorlog overleefd en is liefdevol grootgebracht door zijn pleegmoeder.